De 100 meest gestelde vragen bij bedrijfsoverdracht, vraag 53 van 100
In het vorige blogbericht werd gesproken over de verschillende methoden om een bedrijf te waarderen. Hierna wordt verder ingegaan op de discounted cash flow (DCF) methode, een van de meest toegepaste methodes bij waardebepaling van bedrijven.
Een waarderingsmethode dient in beginsel logisch van opbouw te zijn, zo ook dient de uitkomst makkelijk te begrijpen te zijn. De discounted cash flow methode is zo’n methode. Echter hetgeen zich tussen de opbouw en de uitkomst bevindt, is wat lastiger.
Laten we beginnen met de opbouw door 4 vragen te stellen:
- Welk object is onderwerp van de waardering (bedrijfsonderdeel, totale onderneming)?
- Welke geldstromen (dus geen winst) worden gegeneerd en waarom?
- Wat zijn de verwachtingen naar de toekomst en waarom?
- Wat is het risicoprofiel en waarom?
Met de antwoorden op deze vragen kan een onderbouwde prognose gemaakt worden voor de komende jaren waaruit de verwachte omzet, kosten, resultaat en kasstroom blijkt (cash flow). De verwachtingen dienen teruggerekend te worden naar het moment van waarderen (discounted). Immers, een euro is vandaag meer waard dan morgen.
Daarmee kan dan de uitkomst bepaald worden: de ondernemingswaarde (bij een activatransactie) of de aandelenwaarde (bij een aandelentransactie). Tot zover de uitleg, niets meer en niets minder.
De techniek die daartussenin ligt, is ietwat complexer. Hierbij spelen 2 elementaire zaken:
1. Prognoses
- Zuivere exploitatiebegroting met “normale” omzet en kosten
- Te onderbouwen en te verdedigen uitgangspunten
- Reële uitgangspunten
2. Geëist rendement op eigen en vreemd vermogen
- Verdisconteringsfactor (tijdswaarde geld)
- Reflecteren risico’s
- Reële uitgangspunten
Deze zaken zijn allesbepalend, vandaar dat een waardering niet zomaar een invuloefening is maar dat over elk uitgangspunt nagedacht moet zijn en dat dit verdedigbaar is. Zoals bij elke waarderingsmethode: kijk niet naar de uitkomst maar naar de input!